uitvouwen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·vou·wen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitvouwen
vouwde uit
uitgevouwen
zwak -d

gemengd

volledig

Werkwoord

uitvouwen [1] [2]

  1. overgankelijk openvouwen
    • Een pil die in de maag uitvouwt als een paraplu geeft een week medicijnen af. Voor medicatietrouw van veelslikkers is het ideaal.[3] 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord uitvouwen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.