vloed

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vloed    (hulp, bestand)
  • IPA: /vlut/
Woordafbreking
  • vloed
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘wassend water, stroom’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord vloed vloeden
verkleinwoord vloedje vloedjes

Zelfstandig naamwoord

vloed m

  1. stromende vloeistof met daarmee gepaard gaande verhoging van de vloeistofstand
    • De stortbui zorgde voor een plotselinge vloed die de rivier buiten zijn oevers deed treden. 
  1. hoog water, getij
  2. (medisch) uittrede van lichaamsvocht
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord vloed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.