verscheiden
Nederlands
Woordafbreking
- ver·schei·den
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘sterven’ voor het eerst aangetroffen in 1236 [1]
- afgeleid van scheiden met het voorvoegsel ver-
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
verscheiden |
verscheidde |
verscheiden |
zwak -d
gemengd |
volledig |
Werkwoord
verscheiden
- ergatief (eufemisme) overlijden, doodgaan [2]
- Toen hij verscheidde gaf dat grote beroering in de gemeenschap.
Zelfstandig naamwoord
verscheiden o
- Zijn verscheiden kwam onverwachts.
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | verscheiden | verscheidener | verscheidenst |
verbogen | verscheidene | verscheidenste | |
partitief | verscheidens | verscheideners | - |
Bijvoeglijk naamwoord
verscheiden
- van variërende aard, verschillend [3]
- Hij hield zich met verscheidene zaken bezig.
Opmerkingen
- verscheiden en verschillend zijn synoniemen waarbij verschillend veel frequenter is.
- Na een bijwoord kan men alleen verschillend gebruiken: zij waren heel verschillende mensen (zij waren heel verscheidene mensen is fout)
Gangbaarheid
- Het woord verscheiden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'verscheiden' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.