verlopen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·lo·pen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verlopen
/vər.'lo.pə(n)/
verliep
/vər.'lip/
verlopen
/vər.'lo.pə(n)/
klasse 7 volledig

Werkwoord

verlopen [1]

  1. ergatief zijn geldigheid verliezen
    • Dat paspoort verloopt volgende maand. 
  1. ergatief een neergaande lijn vertonen
    • De belangstelling voor dit onderwerp verliep geleidelijk. 
  1. van maat veranderen
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Woordherkomst en -opbouw
  • vervoeging van verlopen: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs)

Werkwoord

vervoeging van
verlopen

verlopen

  1. voltooid deelwoord van verlopen

Bijvoeglijk naamwoord

verlopen [2]

  1. niet meer geldig of niet meer van toepassing
    • Een verlopen rijbewijs. 
  1. in een vervallen toestand verkeren
    • De nieuwe eigenaar heeft die verlopen winkel weer in oude luister hersteld. 
    • De verlopen man was na zijn scheiding verslaafd geraakt aan alcohol. 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

verlopen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord verloop

Gangbaarheid

  • Het woord verlopen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.