vendel
Nederlands
Woordafbreking
- ven·del
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vendel | vendelen vendels |
verkleinwoord | vendeltje | vendeltjes |
Zelfstandig naamwoord
vendel o [3]
- vaandel
- (geschiedenis) een onder een vaandel staande compagnie voetvolk
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
vendelen |
vendel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vendelen
- Ik vendel.
- gebiedende wijs van vendelen
- Vendel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vendelen
- Vendel je?
Gangbaarheid
- Het woord vendel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vendel' herkend door:
65 % | van de Nederlanders; |
77 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.