compagnie
Nederlands
Woordafbreking
- com·pag·nie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘onderafdeling van bataljon’ voor het eerst aangetroffen in 1592 [1]
- afgeleid van het Franse 'compagnie' (gezelschap, omgang) (met het voorvoegsel com-) [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | compagnie | compagnieën compagnies |
verkleinwoord | compagnietje | compagnietjes |
Zelfstandig naamwoord
compagnie v
- (militair) onderdeel van een bataljon, bestaande uit ongeveer 100-150 manschappen onderverdeeld in pelotons
- De hele compagnie was aangetreden. [3]
- een gezelschap met commerciële doelstellingen, gewoonlijk met een toegekend monopolie, vennootschap, handelsvereniging
- Er waren compagnieën voor de kolonisatie overzee, maar ook op de woeste gronden van Drenthe.
Hyponiemen
- paradecompagnie
Afgeleide begrippen
- compagnieschap
Vertalingen
2. vennootschap
Gangbaarheid
- Het woord compagnie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'compagnie' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.