vastleggen
Nederlands
Woordafbreking
- vast·leg·gen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vast en leggen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vastleggen |
legde vast |
vastgelegd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
vastleggen
- overgankelijk bewaren van gegevens
- Hij had het ongeluk op film vastgelegd.
- Juultje moest in het begin wel wennen dat ik altijd mijn camera bij me heb en alles vastleg, maar inmiddels heeft ook zij haar eigen kanaal.” [1]
- overgankelijk ervoor zorgen dat iets vastzit aan iets anders
- Je kunt de hond beter vastleggen voordat je de winkel ingaat.
- wederkerend een contract aangaan
- De jonge voetballer had zich vastgelegd om de komende tien jaar bij de profclub te blijven.
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord vastleggen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vastleggen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Trouw Babette Rijkhoff– 12:14, 31 maart 2018 Het succes van de familievloggers: 'We hebben een tijdje met de gordijnen dicht geleefd'
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.