utgang
Noors
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: / ˈʉːt.gɑŋ /
Woordafbreking
- ut·gang
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Oudnoordse zelfstandige naamwoord útgangr, dat van het Proto-Germanaanse zelfstandige naamwoord *ūtgangaz komt
- Afkomstig van het Noorse zelfstandige naamwoord gang met het voorvoegsel ut-
Naar frequentie | 5146 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | utgang | utgangen | utganger | utgangene |
genitief | utgangs | utgangens | utgangers | utgangenes |
Zelfstandig naamwoord
utgang, m
- (de) uitgang (bijv. van een kamer)
- het verlaten (bijv. van een kerk)
- het verlaten van een loop van een vuurwapen (bijv. van een kogel)
- uitgangspunt (bijv. van een wandeling)
- (figuurlijk), (religie) dood, eeuwigheid
- «Sal 121,8: Herren bevare din inngang og din utgang. (brukt i dåpsritualet)»
- Salmos 121:8: De Heere zal uw uitgang en ingang bewaren van nu aan tot in der eeuwigheid. (gebruikt in de doopplechtigheid; betekenis: helemaal van geboorte tot dood)
- «Sal 121,8: Herren bevare din inngang og din utgang. (brukt i dåpsritualet)»
- (figuurlijk) einde, resultaat
- (bridge) in de uitdrukking 'ha uitgang' (betekenis: genoeg punten hebben om één spel te winnen)
- (typografie) korte eindlijn onder een paragraaf
Typische woordcombinaties
- [6]: en sykdom med dødelig utgang
een ziekte met dodelijke uitgang
Antoniemen
- [1]: inngang
Hyponiemen
- [1]: nødutgang
Nynorsk
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: / ˈʉːt.gɑŋ /
Woordafbreking
- ut·gang
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Oudnoordse zelfstandige naamwoord útgangr, dat van het Proto-Germanaanse zelfstandige naamwoord *ūtgangaz komt
- Afkomstig van het Nynorske zelfstandige naamwoord gang met het voorvoegsel ut-
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | utgang | utgangen | utgangar | utgangane |
Zelfstandig naamwoord
utgang, m
- (de) uitgang (bijv. van een kamer)
- het verlaten (bijv. van een kerk)
- het verlaten van een loop van een vuurwapen (bijv. van een kogel)
- uitgangspunt (bijv. van een wandeling)
- (figuurlijk), (religie) dood, eeuwigheid
- «Sal 121,8: Herren vare din inngang og din utgang. (brukt i dåpsbøna)»
- Salmos 121:8: De Heere zal uw uitgang en ingang bewaren van nu aan tot in der eeuwigheid. (gebruikt in de doopplechtigheid; betekenis: helemaal van geboorte tot dood)
- «Sal 121,8: Herren vare din inngang og din utgang. (brukt i dåpsbøna)»
- (figuurlijk) einde, resultaat
- (bridge) in de uitdrukking 'ha uitgang' (betekenis: genoeg punten hebben om één spel te winnen)
- (typografie) korte eindlijn onder een paragraaf
Antoniemen
- [1]: inngang
Hyponiemen
- [1]: naudutgang
- [1]: nødutgang
Verwante begrippen
- [1]: utgang
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.