uitzet

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uitĀ·zet
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord uitzet uitzetten
verkleinwoord uitzetje uitzetjes

Zelfstandig naamwoord

uitzet m

  1. complete uitrusting van kleren, linnengoed, borden, etc. van een bruid of bruidspaar
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
uitzetten

uitzet

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzetten
    • ... dat ik uitzet. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzetten
    • ... dat jij uitzet. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzetten
    • ... dat hij uitzet. 

Gangbaarheid

  • Het woord uitzet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.