uitrichten

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·rich·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitrichten
richtte uit
uitgericht
zwak -t volledig

Werkwoord

uitrichten [2]

  1. overgankelijk ten uitvoer brengen, uitvoeren, doen, maken
  2. iets op zijn juiste plaats brengen of in zijn juiste stand zetten
    • Voor het nauwkeurig uitrichten van een schotelantenne zijn diverse hulpmiddelen beschikbaar. 
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord uitrichten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.