act
Nederlands
Woordafbreking
- act
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘nummer’ voor het eerst aangetroffen in 1965 [1]
- van het Engels [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | act | acts |
verkleinwoord | actje | actjes |
Zelfstandig naamwoord
act m
Hyponiemen
|
|
|
Gangbaarheid
- Het woord act staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'act' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen. |
Engels
Zelfstandig naamwoord
act
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to act |
he/she/it | acts |
verleden tijd | acted |
voltooid deelwoord |
acted |
onvoltooid deelwoord |
acting |
gebiedende wijs | act |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.