aanmaken

Nederlands

[4] salade aanmaken met een dressing
Uitspraak
  • Geluid:  aanmaken    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈanˌmakə(n)/
Woordafbreking
  • aan·ma·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanmaken
maakte aan
aangemaakt
zwak -t volledig

Werkwoord

aanmaken

  1. overgankelijk een bepaalde substantie produceren
    • Jonge mensen hebben veel eiwitten nodig, omdat ze veel nieuw weefsel aanmaken. 
  1. overgankelijk een nieuw exemplaar van iets maken, voornamelijk op een computer
    • Met deze wizard kun je snel een tabel aanmaken. 
  1. overgankelijk doen ontbranden
    • Hij ging voor ons het vuur aanmaken met hout. 
  1. overgankelijk (kookkunst) toebereiden, op smaak brengen door toevoeging van iets
    • een salade met een dressing aanmaken 
    • gehakt met uit en kruiden aanmaken 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aanmaken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.