uitmaken
Nederlands
Woordafbreking
- uit·ma·ken
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van uit bw en maken ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitmaken |
maakte uit |
uitgemaakt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
uitmaken
- overgankelijk een einde maken aan bijvoorbeeld een relatie
- Ze hebben het na drie jaar toch uitgemaakt.
- overgankelijk doven (van vuur)
- Ik heb het vuur uitgemaakt met een flinke puts water.
- overgankelijk beslissen, verschil maken
- Wie zal uitmaken of het wel waar is.
- Het spel was, zoals zo vaak dit seizoen, niet om aan te zien. Maar wat maakte het uiteindelijk uit. De schaamte van een jaar geleden is uitgewist. Het publiek, dat bijkans gek werd van de spanning, juichte twee keer uitbundig. En dat was bij de 1-0 en 2-0 van Jong PSV. [1]
- inergatief deel ~ van: een onderdeel zijn van iets
- Het Nederlandstalige WikiWoordenboek maakt deel uit van een heel stelsel van WikiWoordenboeken.
Uitdrukkingen en gezegden
- De dienst uitmaken
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord uitmaken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'uitmaken' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
- Tubantia Leon ten Voorde 22-04-19 FC Twente heeft de titel binnen na remise
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.