apagar

Catalaans

stamtijd
tegenw.
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
apago apagava apagat
1e vervoeging volledig

Werkwoord

apagar

  1. overgankelijk afzetten


Spaans

Uitspraak
  • IPA: /apaˈɡaɾ/
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
apagar
apagaba
apagado
volledig
Woordafbreking
  • a·pa·gar

Werkwoord

apagar

  1. overgankelijk doven, blussen, uitdoven
  2. uitdoen, uitzetten (van apparaat of licht)
  3. verzachten, dempen
  4. dof maken (van kleuren)
  1. «apagar la luz»
    het licht uitdoen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.