uitgaan
Nederlands
Woordafbreking
- uit·gaan
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van uit bw en gaan ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitgaan |
ging uit |
uitgegaan |
klasse 7 | volledig |
Werkwoord
uitgaan
- ergatief ophouden met branden
- De vlam van de kaars ging uit door een sterke bries.
- ergatief klaar zijn met school en weg mogen
- Toen de school uitging, moesten we gelijk de stad in omdat de winkels anders dicht waren.
- ergatief naar de bar, disco of restaurant gaan
- We gaan met z'n drieën uit in plaats van met z'n allen.
- ergatief naar buiten gaan
- We moesten eerst het gebouw uitgaan voordat we mochten roken.
- ergatief ~ van: als vertrekpunt van een redenering nemen
- Hij ging uit van hun goede bedoelingen.
- ergatief ~ van: zijn oorsprong vinden
- Die actie gaat uit van een andere organisatie.
- ergatief ~ naar als focus van de gedachten dienen
- Ons medeleven gaat uit naar de nabestaanden.
- ergatief ervan ~ dat: veronderstellen dat iets waar is
- Ik weet niet of je ervan uit kunt gaan dat hij komt..
Synoniemen
- [1] doven
Antoniemen
- [1] aangaan
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
- Als een nachtkaars uitgaan
In een gestaag tempo minder worden en eindigen
- De laan uitgaan
ontslagen worden
Vertalingen
1. ophouden met branden
3. naar de bar, disco of restaurant gaan
4. naar buiten gaan
Gangbaarheid
- Het woord uitgaan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'uitgaan' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.