tof

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  tof    (hulp, bestand)
  • IPA: /tɔf/
Woordafbreking
  • tof
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Jiddisch, in de betekenis van ‘goed’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
  • [bijvoeglijk naamwoord]: van Hebreeuws טוב via het Jiddisch en het Amsterdams [2]
  • [bijvoeglijk naamwoord]: van Jiddisch [3]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen toftoffertofst
verbogen toffetofferetofste
partitief tofstoffers-

Bijvoeglijk naamwoord

tof

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) goed, mooi, leuk, fijn
  2. (informeel), (spreektaal) populair, gaaf, cool
    • Dat is de tofste gozer die ik ken. 
Verwante begrippen
  • Jiddisj ook: tov
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord tof tofs
verkleinwoord

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

Zelfstandig naamwoord

tof v/m

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) 22ste, laatste letter van het alfabet
  2. (Jiddisch-Hebreeuws) getal vierhonderd
Verwante begrippen
  • Hebreeuws: tav
  • Jiddisj ook: sof

Gangbaarheid

  • Het woord tof staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Frans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

tof v

  1. (spreektaal) foto
  1. «Le mec d’internet dont je t’avais parlé, il m’a envoyé sa tof
    De kerel van internet waar ik het met je over had heeft me zijn foto gestuurd. [1]

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.