toerisme

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • toe·ris·me
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘het reizen voor zijn plezier’ voor het eerst aangetroffen in 1911 [1]
  • afgeleid van toer (stam van het werkwoord toeren) met het achtervoegsel -isme [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord toerisme -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

toerisme o

  1. (toerisme) het reizen (soms voor ontspanning, soms om zakelijke of medische redenen)
    • Hij werkt bij een bedrijf dat gespecialiseerd is in toerisme. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • toerisme-industrie, toerismebeleid, toerismeboycot, toerismeboycotactie, toerismebranche, toerismebureau, toerismesector


Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord toerisme staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.