terminal

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ter·mi·nal
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘eindstation’ voor het eerst aangetroffen in 1973 [1]
  • van Engels terminal [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord terminal terminals
verkleinwoord terminaltje terminaltjes

Zelfstandig naamwoord

terminal m

  1. (informatica) een apparaat waarmee een computer op afstand interactief te bedienen is
  2. (verkeer) de ruimte op een vliegveld of in een haven waar passagiers aankomen en vertrekken

Gangbaarheid

  • Het woord terminal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

enkelvoud meervoud
terminal terminals

Zelfstandig naamwoord

terminal

  1. (elektronica) contactpunt

Spaans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • ter·mi·nal
enkelvoud meervoud
terminal terminales

Zelfstandig naamwoord

terminal v

  1. (scheepvaart), (luchtvaart) terminus, eindstation, eindhalte
  2. eindpunt
Verwante begrippen
  enkelvoud meervoud
mannelijk terminal terminales
vrouwelijk terminal terminales

Bijvoeglijk naamwoord

terminal

  1. laatste, eind, slot

Verwijzingen

    This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.