terminal
Nederlands
Woordafbreking
- ter·mi·nal
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘eindstation’ voor het eerst aangetroffen in 1973 [1]
- van Engels terminal [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | terminal | terminals |
verkleinwoord | terminaltje | terminaltjes |
Zelfstandig naamwoord
terminal m
- (informatica) een apparaat waarmee een computer op afstand interactief te bedienen is
- (verkeer) de ruimte op een vliegveld of in een haven waar passagiers aankomen en vertrekken
Gangbaarheid
- Het woord terminal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'terminal' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
Spaans
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Zelfstandig naamwoord
terminal v
- (scheepvaart), (luchtvaart) terminus, eindstation, eindhalte
- eindpunt
Verwijzingen
- terminal in: Diccionario de la lengua española op de website van de Real Academia Española
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.