tent
Nederlands
Woordafbreking
- tent
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tijdelijk verblijf uit licht materiaal’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- Via het Franse tente van het Latijnse voltooid deelwoord tendita.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tent | tenten |
verkleinwoord | tentje | tentjes |
Zelfstandig naamwoord
tent m
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
- de tent afbreken
alles kort en klein slaan (bijvoorbeeld in een café)
- de tent sluiten
een café, restaurant enz. sluiten
ophouden met werken
ophouden met werken
- ergens zijn tenten opslaan
ergens gaan wonen
- iemand uit zijn tent lokken
iemand bewust tot (nadelig) handelen verlokken, iemand provoceren
Vertalingen
1. verplaatsbare constructie van over stokken of buizen gespannen doek die als (tijdelijk) onderdak dient
Gangbaarheid
- Het woord tent staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'tent' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Noors
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: / tent /
Woordafbreking
- tent
Naar frequentie | 5480 |
---|
stellend | vergrotend | overtreffend | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald (sterk) |
m/v enkelvoud | tent | - | - |
o enkelvoud | tent | |||
meervoud | tente | |||
bepaald (zwak) |
enkelvoud en meervoud |
tente | - | - |
Bijvoeglijk naamwoord
tent
- «Ni av ti syklister i Danmark sykler med tent lykt i mørket.»
- Negen van tien fietsers in Denemarken fietsen met aangestoken licht in de duisternis.
- «Ni av ti syklister i Danmark sykler med tent lykt i mørket.»
Werkwoord
tent
- verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van tenne
tent
- voltooid (verleden) deelwoord bedrijvende vorm van tenne
Nynorsk
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: / tent /
Woordafbreking
- tent
stellend | vergrotend | overtreffend | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald (sterk) |
m/v enkelvoud | tent | - | - |
o enkelvoud | tent | |||
meervoud | tente | |||
bepaald (zwak) |
enkelvoud en meervoud |
tente | - | - |
Werkwoord
tent
- verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van tena
tent
- voltooid (verleden) deelwoord bedrijvende vorm van tena
Werkwoord
tent
- verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van tene
tent
- voltooid (verleden) deelwoord bedrijvende vorm van tene
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.