tent

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  tent    (hulp, bestand)
  • IPA: /tɛnt/
Woordafbreking
  • tent
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tijdelijk verblijf uit licht materiaal’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • Via het Franse tente van het Latijnse voltooid deelwoord tendita.
enkelvoud meervoud
naamwoord tent tenten
verkleinwoord tentje tentjes

Zelfstandig naamwoord

tent m

  1. (toerisme) verplaatsbare constructie van over stokken of buizen gespannen doek die als (tijdelijk) onderdak dient
  2. (informeel) café, restaurant of andere openbare plek
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • de tent afbreken
alles kort en klein slaan (bijvoorbeeld in een café)
  • de tent sluiten
een café, restaurant enz. sluiten
ophouden met werken
  • ergens zijn tenten opslaan
ergens gaan wonen
  • iemand uit zijn tent lokken
iemand bewust tot (nadelig) handelen verlokken, iemand provoceren
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord tent staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / tent /
Woordafbreking
  • tent
Naar frequentie 5480
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud tent - -
o enkelvoud tent
meervoud tente
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
tente - -

Bijvoeglijk naamwoord

tent

  1. aangedraaid
  2. ontstoken
  1. «Ni av ti syklister i Danmark sykler med tent lykt i mørket.»
    Negen van tien fietsers in Denemarken fietsen met aangestoken licht in de duisternis.

Werkwoord

tent

  1. verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van tenne

tent

  1. voltooid (verleden) deelwoord bedrijvende vorm van tenne


Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / tent /
Woordafbreking
  • tent
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud tent - -
o enkelvoud tent
meervoud tente
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
tente - -

Bijvoeglijk naamwoord

tent

  1. aangedraaid
  2. ontstoken

Werkwoord

tent

  1. verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van tena

tent

  1. voltooid (verleden) deelwoord bedrijvende vorm van tena

Werkwoord

tent

  1. verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van tene

tent

  1. voltooid (verleden) deelwoord bedrijvende vorm van tene
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.