tentstok

Nederlands

een tent met gewone tentstokken maar ook twee zwevende tentstokken
Uitspraak
Woordafbreking
  • tent·stok
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tentstok tentstokken
verkleinwoord tentstokje tentstokjes

Zelfstandig naamwoord

tentstok m [1]

  1. een paal waarmee het tentdoek omhooggehouden wordt in een tent
    • Spelletjes zijn op vakantie even onmisbaar als tentstokken en een glas wijn. Een fijn spel vormt de vanzelfsprekende afsluiting van een zomerdag. Maar welk spel gaat er mee? [2] 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord tentstok staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Lucas Brouwers 24 juni 2016
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.