tenor
Nederlands
Woordafbreking
- te·nor
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘hoogste mannenstem’ voor het eerst aangetroffen in 1591 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tenor | tenoren |
verkleinwoord | tenoortje | tenoortjes |
Zelfstandig naamwoord
tenor m [3]
- De tenor was goed te horen, maar overheerste niet.
- (muziek) de meest langzaam gezongen melodiestem die de basis vormt voor een meerstemmige middeleeuwse compositie
- de lagere (maar niet de laagste) variant van een aantal muziekinstrumenten, zoals tenorsaxofoon etc.
Hyponiemen
- contratenor, countertenor, heldentenor
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord tenor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'tenor' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.