werkstudent
Nederlands
Woordafbreking
- werk·stu·dent
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van werk zn en student zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | werkstudent | werkstudenten |
verkleinwoord | werkstudentje | werkstudentjes |
Zelfstandig naamwoord
werkstudent m [2]
- iemand die studeert en een betaald bijbaantje heeft, om (een deel van) zijn studie en levensonderhoud te betalen
- Het overvolle bureau was van Klippacast-oprichter Yeelen Knegtering. De destijds nog werkstudent vroeg zich af waarom het in dit digitale tijdperk nog nodig was om kassabonnen uit te printen. Samen met zes vrienden, allen met een achtergrond in de ICT, besloot hij een oplossing te bedenken.[3]
- Hij ging als werkstudent tijdens de zomervakantie aan de slag voor een schoonmaakbedrijf dat werkzaamheden in het parlement in de Belgische hoofdstad uitvoerde. Het schoonmaakbedrijf heeft destijds bewijs geleverd dat de man geen strafblad had, aldus het parlement.[4]
Verwante begrippen
- werkstudente
Gangbaarheid
- Het woord werkstudent staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'werkstudent' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- werkstudent op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Telegraaf GABI OUWERKERK 11 okt. 2017
- de Telegraaf 06 apr. 2016
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.