stoppen
Nederlands
Woordafbreking
- stop·pen
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘stilstaan’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1849 [1]
- In de betekenis van ‘dichtmaken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
stoppen |
stopte |
gestopt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
stoppen
- herstellen (van een gat)
- vullen (van een pijp)
- doen halthouden
- De agent liet ons stoppen voor een controle.
- ophouden, ermee kappen
- Zou je willen stoppen met fluiten?
Synoniemen
- [2] afstoppen
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
3. doen halthouden
Gangbaarheid
- Het woord stoppen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'stoppen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.