stopnaald
Nederlands
Woordafbreking
- stop·naald
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van stop zn en naald zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stopnaald | stopnaalden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
stopnaald v/m [1]
- (huishouden) (gereedschap) naald met een niet al te scherpe punt en een groot oog, waarmee je kunt stoppen (repareren van breiwerk of weefsels)
- Germaine was lakenstopster bij Goethals-Goethals. 'De beste van Eeklo', zegt Cesar en de (achter)kleinkinderen bevestigen dat ze nog altijd goed met stopnaald en draad uit de voeten kan.[2]
- bijnaam voor een heel mager persoon
- Na 29 jaar heeft de ‘stopnaald in maillot’, zoals collega-schrijver Kees van Kooten hem eens noemde, er volgens eigen berekeningen 115 duizend kilometer op zitten. Hoogste tijd dus om op papier te zetten hoe het hem al die tijd is vergaan als hardloper.[3]
Vertalingen
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Standaard 24 JULI 2007
- Volkskrant Mark Misrus 12 oktober 2007,
Gangbaarheid
- Het woord stopnaald staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.