steun
Nederlands
Zelfstandig naamwoord
steun m
- iets om op te steunen, te rusten
- Een stabiele steun hielp hem gauw weer op de been.
- morele of materiële hulp
- Dankzij de steun van een studiebeurs ging ze naar de universiteit.
- (informeel) sociale uitkering
- Werklozen krijgen vaak steun van de overheid.
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Verwante begrippen
- hoofdlagerkap
Uitdrukkingen en gezegden
- steun krijgen
- verkapte steun
Vertalingen
1. iets om op te steunen
2. morele of materiële hulp
3. sociale uitkering
steun krijgen
|
verkapte steun
|
Werkwoord
vervoeging van |
---|
steunen |
steun
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van steunen
- Ik steun.
- gebiedende wijs van steunen
- Steun!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van steunen
- Steun je?
Gangbaarheid
- Het woord steun staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'steun' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.