steunpilaar

Nederlands

pilaar die een constructie ondersteunt
Uitspraak
Woordafbreking
  • steun·pi·laar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord steunpilaar steunpilaren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

steunpilaar m [2]

  1. een pilaar waarop iets rust
    • Toen de stalen steunpilaren heet werden door de brand stortte het gebouw ineen. 
  1. (figuurlijk) een persoon die heel belangrijk is voor een organisatie
    • De amanuensis is de steunpilaar voor de onhandige natuurkundeleraar bij het doen van proefjes. 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord steunpilaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.