steunen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  steunen    (hulp, bestand)
  • IPA: /'stønə(n)/
Woordafbreking
  • steu·nen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘stutten’ voor het eerst aangetroffen in 1420 [1] [2] [3]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
steunen
/'stønə(n)/
steunde
/'støndə/
gesteund
/ɣə'stønt/
zwak -d volledig

Werkwoord

steunen

  1. overgankelijk een deel van de last op zich nemen, hulp verlenen
    • De Amerikanen steunen de Britten al voor zij bij de aanval op Pearl Harbor daadwerkelijk bij de Tweede Wereldoorlog betrokken raakten. 
  1. inergatief ~ op: de last gedeeltelijk op iets leggen
    • Zij steunen daarbij op de resultaten van een eerder onderzoek. 
  1. van vermoeidheid of pijn een kreunend geluid maken
    • "Maar... ik kan niet..." steunde hij. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

steunen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord steun

Gangbaarheid

  • Het woord steunen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.