speciaal
Nederlands
Woordafbreking
- spe·ci·aal
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bijzonder’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [3]
- afgeleid van het Latijnse 'speciēs' soort met het achtervoegsel -aal [4]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | speciaal | specialer | speciaalst |
verbogen | speciale | specialere | speciaalste |
partitief | speciaals | specialers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
speciaal
- op een positieve manier anders dan het andere
- uitzonderlijk, zich onderscheidend
- Zijn speciale kleding is ongewoon
- ongewoon
- opvallend
- in het bijzonder
- Hij deed speciaal zijn best op dat schilderij
Vertalingen
1. op een positieve manier anders dan het andere
Gangbaarheid
- Het woord speciaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'speciaal' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Bron: het Uitspraakwoordenboek van Josée Heemskerk en Wim Zonneveld (Het Spectrum, 2000, ISBN 902744482X).
- Het Uitspraakwoordenboek van Josée Heemskerk en Wim Zonneveld (Het Spectrum, 2000, ISBN 902744482X) geeft geen vermelding van een afwijkende uitspraakvariant van dit en andere woorden bij de standaardtaalsprekers in Nederlands-Limburg.
- "speciaal" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- speciaal op website: Etymologiebank.nl
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.