mess

Niet te verwarren met: mes

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  mess    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈmɛs/
Woordafbreking
  • mess
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘officiers- en onderofficierseetzaal’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1835 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord mess messes
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

mess m [3]

  1. eetzaal voor officieren en onderofficieren
  2. bende, smeerboel, puinhoop
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord mess staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
45 %van de Nederlanders;
53 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
mess messes

Zelfstandig naamwoord

mess

  1. puinhoop
  2. smeerboel
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.