zootje
Nederlands
Woordafbreking
- zoot·je
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘(grote, ongeregelde) hoeveelheid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1633 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zootje | zootjes |
verkleinwoord | - | - |
Verwante begrippen
Hyponiemen
Woordafbreking
- [1] zo·tje
- [2] zoo·tje
Zelfstandig naamwoord
zootje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord zo
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord zoo
Gangbaarheid
- Het woord zootje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zootje' herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.