allegaartje
Nederlands
Woordafbreking
- al·le·gaar·tje
Zelfstandig naamwoord
allegaartje o [2]
- een bonte verzameling, een verzameling van zeer ongelijke mensen of zaken
- ongevaarlijk groepje dwarsliggers”, schreef onze correspondent Juurd Eijsvoogel eerder. Dat veranderde toen een van hen in oktober vorig jaar het vuur opende op vier leden van een speciale politie-eenheid. Een van die agenten overleed een dag later aan zijn verwondingen. Eijsvoogel schreef daar daags nadien over: “Het incident heeft opeens de aandacht gevestigd op deze wonderlijke beweging, die hoogstens enkele duizenden volgelingen heeft. Het is een allegaartje van querulanten, fantasten, complotdenkers, schimmige zakenlui en mensen met extreemrechtse ideeën, aldus een recente analyse van de Beierse overheid.”[3]
Gangbaarheid
- Het woord allegaartje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'allegaartje' herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- allegaartje op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC Joost Pijpker 25 januari 2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.