sociëteit
Nederlands
Woordafbreking
- so·ci·e·teit
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vereniging’ voor het eerst aangetroffen in 1587 [1]
- met het voorvoegsel socio- en met het achtervoegsel -teit
- afgeleid van het Franse société [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sociëteit | sociëteiten |
verkleinwoord | sociëteitje | sociëteitjes |
Zelfstandig naamwoord
sociëteit v
- een gezelligheidsvereniging
- Veel mensen gaan graag naar een sociëteit toe.
- een gebouw of lokaal waarin een sociëteit bijeenkomsten houdt
- een genootschap
Verwante begrippen
Vertalingen
1. een gezelligheidsvereniging
2. een gebouw of lokaal waarin een sociëteit bijeenkomsten houdt
Gangbaarheid
- Het woord sociëteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'sociëteit' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.