krans
Nederlands
Woordafbreking
- krans
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘ring van gevlochten bloemen’ voor het eerst aangetroffen in 1400 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | krans | kransen |
verkleinwoord | kransje | kransjes |
Zelfstandig naamwoord
krans m
- een rondgaande versiering, met name rond een hoofd of top
- Een krans van laurierbladeren was een Romeinse onderscheiding voor een zege.
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
- kransarend, kransbloem, kranseling, kransen, kranslegging, kranspalm, kranssalie, kransslagader, kransstandig, kransvat, kranswier
Gangbaarheid
- Het woord krans staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'krans' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.