transseksueel

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trans·sek·su·eel
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘iemand die naar zijn of haar gevoel met de verkeerde geslachtskenmerken is geboren’ voor het eerst aangetroffen in 1970 [1]
  • afgeleid van seksueel met het voorvoegsel trans- [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord transseksueel transseksuelen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

transseksueel m

  1. (seksualiteit) iemand die het gevoel heeft tot de andere sekse te behoren en die een geslachtsverandering verlangd of ondergaan heeft
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen transseksueeltransseksuelertransseksueelst
verbogen transseksueletransseksueleretransseksueelste
partitief transseksueelstransseksuelers-

Bijvoeglijk naamwoord

transseksueel

  1. de geaardheid hebben van een transseksueel
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord transseksueel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.