schuit

Een klein type schuit
Een schuitje van een weefgetouw

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  schuit    (hulp, bestand)
  • IPA: /sxœyt/
Woordafbreking
  • schuit
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘vaartuig’ voor het eerst aangetroffen in 1163 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord schuit schuiten
verkleinwoord schuitje schuitjes

Zelfstandig naamwoord

schuit v/m

  1. (scheepvaart) een eenvoudig open vrachtvaartuig zonder dek, opbouw of aandrijving
    • Het schuitje lag vlak bij de haven in het water te dobberen. 
  1. (textielindustrie) bij het weven gebruikte houder met het klosje garen
  2. (schertsend) een grote schoen
    • Wat een schuiten heb je toch! 
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • schuitengat, schuitenhuis, schuitenmaker, schuitenvoerder
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • in hetzelfde schuitje zitten
in dezelfde moeilijkheden zitten
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord schuit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.