zuipschuit
Nederlands
Woordafbreking
- zuip·schuit
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zuip ww en schuit zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zuipschuit | zuipschuiten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
zuipschuit v/m [1]
- (informeel) iemand die te vaak te veel alcohol gebruikt
- Amy Schumer is helemaal niet zo'n zuipschuit als veel mensen denken. De comédienne en actrice maakt het naar eigen zeggen nooit te bont.[2]
- Kent u een zuipschuit zoals X. die dronken achter het stuur stapt en wat doet u dan? Neemt u uw maatschappelijke verantwoordelijk? Spreekt u de dronkenlap dan aan?[3]
Synoniemen
- zuiplap., zatlap, zatladder, pimpelaar, kannenkijker, dronkenlap, dronkaard, drinkebroer, drankzuchtige, drankorgel, alcoholverslaafde, alcoholist, alcoholist, nathals
Gangbaarheid
- Het woord zuipschuit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zuipschuit' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Telegraaf 17 aug. 2016
- de Telegraaf 15 mrt. 2015
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.