schrift
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: schrift (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /srɪft/
- (Vlaanderen, Brabant): /sxrɪft/
- (Limburg): /sxrɪf/
Woordafbreking
- schrift
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘het schrijven, het geschrevene’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schrift | schriften |
verkleinwoord | schriftje | schriftjes |
Zelfstandig naamwoord
schrift o
- (teken- en schrijfmateriaal) een dun boekje met lege bladzijden om in te schrijven
- de manier van schrijven
- (taalkunde) de letter- en cijfertekens van een taal
- de lettersoort gebruikt in boeken, teksten en inscripties
Synoniemen
- [1] schoolschrift, cahier
- [2] handschrift
- [4] lettertype
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
- [3] iets op schrift stellen
Vertalingen
1. een dun boekje met lege bladzijden om in te schrijven
3. de letter- en cijfertekens van een taal
4. de lettersoort gebruikt in boeken, teksten en inscripties
iets op schrift stellen
|
Gangbaarheid
- Het woord schrift staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'schrift' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.