schorsen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schor·sen
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘uitstellen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1300 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
schorsen
schorste
geschorst
zwak -t volledig

Werkwoord

schorsen

  1. overgankelijk voorlopig of tijdelijk verbieden een functie uit te voeren
    • Hij werd geschorst voor twee weken. 
  1. overgankelijk (een vergadering of rechtszitting) tijdelijk onderbreken
    • Het beraad is geschorst tot woensdagmiddag, volgens vice-premier Remkes uit piëteit voor de koninklijke familie. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

schorsen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord schors

Gangbaarheid

  • Het woord schorsen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.