staken
Nederlands
Woordafbreking
- sta·ken
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘stopzetten, het werk neerleggen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1573 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
staken |
staakte |
gestaakt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
staken
- inergatief een werkonderbreking of (ludieke) actie houden voor betere arbeidsvoorwaarden of meer loon
- De arbeiders staken nu al vijf dagen lang.
- overgankelijk beëindigen
- Ze staakten alle werkzaamheden en namen vrij.
Vertalingen
1. een werkonderbreking of (ludieke) actie houden voor betere arbeidsvoorwaarden of meer loon
2. beëindigen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
steken |
staken
- meervoud verleden tijd van steken
- Wij staken.
- Jullie staken.
- Zij staken.
- Wij staken.
Gangbaarheid
- Het woord staken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'staken' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.