staken

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  staken    (hulp, bestand)
  • IPA: /'stakən/
Woordafbreking
  • sta·ken
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘stopzetten, het werk neerleggen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1573 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
staken
staakte
gestaakt
zwak -t volledig

Werkwoord

staken

  1. inergatief een werkonderbreking of (ludieke) actie houden voor betere arbeidsvoorwaarden of meer loon
    • De arbeiders staken nu al vijf dagen lang. 
  1. overgankelijk beëindigen
    • Ze staakten alle werkzaamheden en namen vrij. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
steken

staken

  1. meervoud verleden tijd van steken
    • Wij staken. 
    • Jullie staken. 
    • Zij staken. 

Zelfstandig naamwoord

staken mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord staak

Gangbaarheid

  • Het woord staken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.