sax

Niet te verwarren met: Sax

Nederlands

1. blaasinstrument in de vorm van een S-vormige, breder wordende buis
Uitspraak
  • Geluid:  sax    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈsɑks/
Woordafbreking
  • sax
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sax saxen
verkleinwoord saxje saxjes

Zelfstandig naamwoord

sax m

  1. (muziek) blaasinstrument in de vorm van een S-vormige, breder wordende buis met kleppen, aangeblazen met een riet
    • Sleutelaar speelde sax in een jazzbandje, croonde ook daarbij. [3]
1. lang mes: bodemvondst en replica
enkelvoud meervoud
naamwoord sax (saxen)
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

sax o

  1. (verouderd) (straattaal) lang mes

Gangbaarheid

  • Het woord sax staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
85 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Zweeds

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • sax

Zelfstandig naamwoord

  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   sax     saxen     saxar     saxarna  
genitief   sax     saxens     saxars     saxarnas  

sax

  1. (gereedschap) schaar

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.