rétta

IJslands

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Zelfstandig naamwoord

rétta

  1. genitief onbepaald mannelijk meervoud van réttur


Oudnoords

Woordafbreking
  • rét·ta
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
rétta
réttar
réttaði
réttat
Klasse 1 zwak volledig [A] + [B]

Werkwoord

[A] rétta

  1. rechtbuigen, rechtmaken
  2. uitsteken, uitstrekken
  3. arrangeren, inrichten
  4. ordenen, rangschikken
  5. boeten
Synoniemen

Werkwoord

[B] rétta

  1. laten drijven, (figuurlijk) laten waaien, vrijuit laten gaan
  2. (veeteelt) vee drijven
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.