beina
IJslands
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Bijvoeglijk naamwoord
beina
- onbepaald (zonder lidwoord) accusatief vrouwelijk enkelvoud van beinn
beina
- onbepaald (zonder lidwoord) accusatief mannelijk meervoud van beinn
beina
beina
beina
- bepaald accusatief mannelijk enkelvoud van beinn
beina
- bepaald nominatief vrouwelijk enkelvoud van beinn
beina
- bepaald onzijdig enkelvoud van beinn
stamtijd | |||
---|---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd | voltooid deelwoord (supinum) | |
3e pers enk. | 1e pers mv. | ||
beina | beindi | beindum | beint |
zwakke verbuiging |
volledig |
Werkwoord
beina
- derde persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van beina
Noors
Woordafbreking
- bei·na
Naar frequentie | 1304 |
---|
Nynorsk
Woordafbreking
- bei·na
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.