rus

J. conglomeratus, een russensoort

Nederlands

Niet te verwarren met: Rus
Uitspraak
  • Geluid:  rus    (hulp, bestand)
  • IPA: /'rʏs/
Woordafbreking
  • rus
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘bies’ voor het eerst aangetroffen in 1174 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord rus russen
verkleinwoord rusje rusjes

Zelfstandig naamwoord

rus m

  1. (plantkunde) Juncus, grasachtige plant [3]
  2. een rechercheur [4]
Gelijkklinkende woorden
Hyponiemen
  • greppelrus, knolrus, lidrus, pitrus, trekrus, veldrus, walrus, zeerus, zomprus
Afgeleide begrippen
  • rusgeel, rusleder, rusleer, russenfamilie, ruswal
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord rus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Catalaans

Bijvoeglijk naamwoord

rus

  1. Russisch

Zelfstandig naamwoord

rus m

  1. (demoniem) Rus, persoon uit Rusland
  2. (taal) Russisch

Occitaans

Zelfstandig naamwoord

rus m

  1. (taal) Russisch.

Zweeds

Zelfstandig naamwoord

rus o

  1. roes
Verbuiging
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   rus     ruset     rus     rusen  
genitief   rus     rusets     rus     rusens  
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.