walrus
Nederlands
Woordafbreking
- wal·rus
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Zweeds, in de betekenis van ‘zeeroofdier’ voor het eerst aangetroffen in 1594 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | walrus | walrussen |
verkleinwoord | walrusje | walrusjes |
Zelfstandig naamwoord
walrus m
- (zoogdieren) Odobenus rosmarus
, een lang en vinpotig zoogdier met twee sterke en naar beneden gerichte hoektanden
- De walrus is mijn lievelingsdier.
Vertalingen
1. Odobenus rosmarus, een lang en vinpotig zoogdier met twee sterke en naar beneden gerichte hoektanden
|
|
Gangbaarheid
- Het woord walrus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'walrus' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Engels
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.