reëel

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·eel
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘werkelijk’ voor het eerst aangetroffen in 1732 [1]
  • afgeleid van het Franse réel of daarvoor van het Latijnse 'rēs' (zaak, ding) met het achtervoegsel -eel [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen reëelreëlerreëelst
verbogen reëlereëlerereëelste
partitief reëelsreëlers-

Bijvoeglijk naamwoord

reëel

  1. met de werkelijkheid overeenstemmend
    • Dat is geen reële voorstelling van zake. 
  1. (wiskunde) tot de verzameling getallen behorend die op de getallenrechte ligt
  2. geneigd zich praktisch op te stellen
    • Hij is een stuk reëler geworden. 
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord reëel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.