theoretisch
Nederlands
Woordafbreking
- the·o·re·tisch
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘m.b.t. de theorie’ voor het eerst aangetroffen in 1694 [1]
- Van het Duitse theoretisch met het achtervoegsel -isch
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | theoretisch | theoretischer | |
verbogen | theoretische | theoretischere | |
partitief | theoretisch | theoretischers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
theoretisch
- wat niet perse in de werkelijkheid voorkomt, m.b.t. feiten en wetten berustende wetenschappelijke kennis die niet proefondervindelijk aan de praktijk is getoetst
- Dat is slechts een theoretisch verschijnsel.
Vertalingen
1. wat niet perse in de werkelijkheid voorkomt, m.b.t. feiten en wetten berustende wetenschappelijke kennis die niet proefondervindelijk aan de praktijk is getoetst
Gangbaarheid
- Het woord theoretisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'theoretisch' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.