raadsel
Nederlands
Woordafbreking
- raad·sel
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘puzzel’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- Naamwoord van handeling van raden met het achtervoegsel -sel.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | raadsel | raadselen raadsels |
verkleinwoord | raadseltje | raadseltjes |
Zelfstandig naamwoord
raadsel o
- iets waarnaar men moet raden
- Wat er precies gebeurd is, blijft een raadsel.
Hyponiemen
beeldraadsel, figuurraadsel, kruiswoordraadsel, lettergreepraadsel, ontraadselen, wereldraadsel, woordraadsel
Afgeleide begrippen
ontraadselen raadselachtig, raadselachtigheid, raadselrijm, raadselspel,
Vertalingen
1. iets waarnaar men moet raden
Gangbaarheid
- Het woord raadsel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'raadsel' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.