pushen
Nederlands
Woordafbreking
- pu·shen
Werkwoord
pushen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
pushen |
pushte |
gepusht |
zwak -t | volledig |
- iets of iemand indringend aanbevelen
- Directe aanleiding is het geval van een Wageningse bodemwetenschapper, die vorige week door de universitaire integriteitscommissie op de vingers werd getikt voor het opdringen van citaties ('citatie-pushing'). De universitair hoofddocent zou in één geval een andere wetenschapper ten onrechte hebben aangespoord meer te verwijzen naar haar eigen onderzoek, wat haar wetenschappelijke citatiescore zou verhogen, cruciaal voor iemands reputatie. [2]
- iemand opjagen, iemand (te) sterk aansporen
- Dat hij teammaat Fernando Alonso zowel in de kwalificaties als in de race ook in de schaduw reed, zei Vandoorne niet zo belangrijk te vinden. ‘We pushen elkaar naar een steeds hoger niveau. Wie weet wat dat in de resterende races van 2017 nog allemaal oplevert.’ [3]
Synoniemen
- [1] opdringen, aanbevelen, pluggen, pressen
- [2] drammen, opjagen, stimuleren, opporren
Gangbaarheid
- Het woord pushen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'pushen' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Volkskrant Maarten Keulemans 5 september 2017
- de Standaard MAANDAG 2 OKTOBER 2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.