push

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  push    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈpuʃ/
Woordafbreking
  • push
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘stuwkracht’ voor het eerst aangetroffen in 1950 [1]
  • van Engels push [2][3]
  • [3] (verkorting) pushbericht
enkelvoud meervoud
naamwoord push pushes
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

push m

  1. (sport) duwende slag waardoor een bal zich in een rechte lijn voortbeweegt
    1. (hockey) slag waarbij de stick bijna rechtop achter de bal wordt gehouden om die met een harde duw vooruit in beweging te brengen
      • Bovendien waren een niet al te kort spel, de lange pass en de push het best gebaat bij een lange haak. [4]
    1. (golf) slag waarbij de bal zich bij een rechtshandige speler recht naar een punt rechts van het doel beweegt, of bij een linkshandige speler links van het doel
      • De push is een bal die ten opzichte van het doel naar rechts vliegt en maar blijft gaan. [5]
  1. (figuurlijk)
    1. drijvende kracht, energie
      • Ik heb de brief niet gezien, maar Piet heeft hem gelezen bij Van Mook's secretaresse en zei dat het een voortreffelijk document was, dat slechts één gebrek had, nl. dat er wel een beroep gedaan werd op de push en de durf van Soekarno om nu zijn overtuiging te volgen, maar dat er eigenlijk van onze kant niets tegenover werd gesteld. [6]
    1. hulp om verder te komen, steun om vooruitgang te boeken
      • Deze film verdiende “een stevig push, want het is een ontzettend belangrijk verhaal”, vindt Apatow. [7]
    1. invloed die tot dwingt tot handelen of weggaan
      • Terwijl talloze armen van het platteland naar de grote steden in het westen trokken - door de push van toenemende bevolkingsdruk, grondgebrek, werkloosheid en dalende landbouwprijzen en de pull van industrialisatie en toenemende stedelijke bedrijvigheid -, begonnen velen van de meeste welgestelde burgers juist de grote steden en de dichtbevolkte gebieden in het westen te verlaten. [8]
  1. (communicatie) bericht dat automatisch wordt toegezonden
    • Vanwege een technische fout in ons systeem is er onterecht een push verstuurd over burgemeester Van der Laan. [9]
  1. (informatica) bewerking waarbij een gegevenselement aan een stack ('stapel') wordt toegevoegd
    • Bij creatie van een stack wordt een actuele type parameter opgegeven en alleen elementen van dit type kunnen met methode push op de stack geplaatst worden. [10]
Synoniemen
Antoniemen

Werkwoord

vervoeging van
pushen

push

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pushen
    • Ik push. 
  2. gebiedende wijs van pushen
    • Push! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pushen
    • Push je? 

Gangbaarheid

  • Het woord push staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Engels

vervoeging
onbepaalde wijs to push
he/she/it pushes
verleden tijd pushed
voltooid
deelwoord
pushed
onvoltooid
deelwoord
pushing
gebiedende wijs push

Werkwoord

push

  1. duwen
Antoniemen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.