aanbevelen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aanbevelen (hulp, bestand)
- IPA: / 'ambəˌvelə(n) /
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanbevelen |
beval aan |
aanbevolen |
klasse 4 | volledig |
Woordafbreking
- aan·be·ve·len
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘aanraden’ voor het eerst aangetroffen in 1656 [1]
- samenstelling van aan vz en bevelen ww [2]
Werkwoord
aanbevelen
- overgankelijk over iets of iemand bij iemand (positief) vertellen en adviseren om datgene/diegene te gebruiken/in te schakelen
- Ik kan je Jan aanbevelen, want hij is een kundig en betrouwbaar boekhouder.
- overgankelijk aanprijzen
- Ik kan je deze oude auto niet aanbevelen want hij heeft veel gebreken.
- (verouderd) toevertrouwen
Synoniemen
- [1]: recommanderen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
- aanbeveelbaar, aanbevelenswaardig, aanbeveling
Uitdrukkingen en gezegden
- [1]: iets warm aanbevelen
iets heel sterk aanbevelen
- [2]: zich aanbevolen houden voor
belangstelling en interesse hebben voor
- [3]: iemand een geheim aanbevelen
Vertalingen
1. over iets of iemand bij iemand (positief) vertellen en adviseren om datgene/diegene te gebruiken/in te schakelen
Gangbaarheid
- Het woord aanbevelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aanbevelen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.