aanbevelen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanbevelen    (hulp, bestand)
  • IPA: /'ambəˌvelə(n)/
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanbevelen
beval aan
aanbevolen
klasse 4 volledig
Woordafbreking
  • aan·be·ve·len
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

aanbevelen

  1. overgankelijk over iets of iemand bij iemand (positief) vertellen en adviseren om datgene/diegene te gebruiken/in te schakelen
    • Ik kan je Jan aanbevelen, want hij is een kundig en betrouwbaar boekhouder. 
  1. overgankelijk aanprijzen
    • Ik kan je deze oude auto niet aanbevelen want hij heeft veel gebreken. 
  1. (verouderd) toevertrouwen
Synoniemen
  • [1]: recommanderen
Verwante begrippen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
iets heel sterk aanbevelen
  • [2]: zich aanbevolen houden voor
belangstelling en interesse hebben voor
  • [3]: iemand een geheim aanbevelen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aanbevelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.